Rasbeschrijving van de Drentsche Patrijshond DogComputer
BESTE LEDEN LOG IN A.U.B.


Word lid van het forum, het is snel en gemakkelijk

Rasbeschrijving van de Drentsche Patrijshond DogComputer
BESTE LEDEN LOG IN A.U.B.

Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.

    Rasbeschrijving van de Drentsche Patrijshond

    L.G.R
    L.G.R
    Moderator
    Moderator


    Aantal berichten : 187
    Punten : 562
    Registratiedatum : 15-04-11
    Leeftijd : 42
    Woonplaats : Amsterdam

    Rasbeschrijving van de Drentsche Patrijshond Empty Rasbeschrijving van de Drentsche Patrijshond

    Bericht  L.G.R zo 17 apr 2011, 01:52

    De Drentsche Patrijshond behoort tot de Rasgroep "Staande Jachthonden, Spaniels en Retrievers"
    Geschiedenis van de Drentsche Patrijshond

    HISTORIE
    Lang geleden, tijdens de Spaanse bezetting, werden er door de Spanjaarden jachthonden meegenomen, die hier lange tijd bekend stonden onder naam Spanjoels of Spioenen. Het waren vrij kleine, Spanielachtige honden, die met name werden gebruikt voor de jacht op veerwild. De jacht daarop gebeurde in die tijd nog voornamelijk met het net of met behulp van een valk of ander stootvogels. De taken van de Spioenen waren divers. In de eerste plaats spoorden zij het wild op. Ging het om de jacht met het net dan werd er, nadat de hond het wild gelokaliseerd had, van hem verwacht dat hij voor het wild ging liggen. Hier komt ook de term 'leghond' vandaan. De jagers werden op die manier in de gelegenheid gesteld het net over zowel de hond als de vogels heen te trekken. Betrof het de jacht met een stootvogel, dan werd van de hond verwacht dat hij de vogels 'opstootte' waardoor zij het luchtruim kozen. De door de roofvogel gedode vogels werden dan door de hond opgezocht en naar de jager gebracht.

    Deze oude Spioenen worden geacht de voorvaderen te zijn van de hedendaagse Spaniëls, en van diverse staande hondenrassen. De staande honden zouden zijn ontstaan uit het kruisen van de vroege Spaniëls met in eerste instantie de Perdiguero de Burgos (Patrijshond van Burgos), een zwaargebouwde Spaanse pointer, waaruit later in de diverse landen en streken een eigen variëteit ontwikkeld werd. In Drenthe ontwikkelde de Spanjoel zich uiteindelijk tot de Drentsche Patrijshond. Het ras is door alle tijden heen merkwaardig eenvormig geweest. Waarschijnlijk kwam dit mede doordat Drenthe en de daaromheen liggende noordelijke provincies in die tijd toch wel een tamelijk afgezonderde streek vormden en de Drentsche Patrijs dus toen al redelijk zuiver werd gefokt. Wel is het mogelijk dat er wat bloed werd uitgewisseld met de in Duitsland levende Heidewachtel.

    Naast voedsel voor de omvangrijke schaapskudden, zorgden de Drentse heidevelden ook voor behoorlijk wat wild. Het is dan ook niet vreemd dat er in die tijd heel wat beroepsjagers rondliepen. Bij deze mensen was de Drentsche Patrijs een geliefde hond, niet in de laatste plaats omdat hij zo veelzijdig was. Alhoewel het een staande jachthond is, hield zijn werk niet op bij het voorstaan van het wild. Voorstaan wil zeggen dat de honden het wild op verwaaiing zoeken, waarbij ze neus en hoofd hoog houden. Op het moment dat ze het wild gelokaliseerd hebben blijven ze doodstil staan, het hoofd en de hals in het verlengde van hun rug, de staart vaak omhoog en soms met één voorpoot wijzend in de richting van het wild. Zo blijft de hond staan tot de jager genaderd is. Dan stoot hij het wild op, zodat de jager er een schot aan kan wagen.

    In Engeland gebruikt men daarna vaak een Retriever voor het ophalen van de buit, maar 'ons Nederlander zijn zuinig'. Waarom er meerdere honden op na houden als één hond het ook alleen afkan? Dus ook als apporteerder stond de Drentsche Patrijshond zijn mannetje. Daarnaast was hij uitstekend geschikt voor het werken in wat ruiger gebied en schroomde hij ook het waterwerk niet. Tevens werd van de hond verwacht dat hij in zijn vrije tijd het erf bewaakte. Nederlanders staan bekend om hun nuchtere mentalieteit en vrijwel al onze rassen zijn dan ook honden zonder al te veel franje. De Drentsche Patrijs vormt daarop geen uitzondering. Hij moest zijn werk doen, deed dat uistekend en het was volgens de Drenten dan ook niet nodig vreemd bloed in te brengen om de hond te verbeteren. Buiten de streek was de hond ook nauwelijks bekend, hij hoorde gewoon in het Drentse landschap. Deze afzondering duurde voort tot ruim in de 20e eeuw, toen er uiteindelijk wat belangstelling voor dit (toen nog niet erkende) ras ontstond in de rest van jagend Nederland.

    Zoals veel Nederlandse rassen, is ook de Drentsche Patrijshond tijdens de donkere jaren van de Tweede Wereldoorlog echt tot bloei gekomen. In stil verzet tegen de Duitse onderdrukker werden bloembakken vol met oranje Goudsbloemen en Afrikaantjes geplant en leefde de waardering voor alles wat van eigen bodem kwam enorm op, dus ook voor de inheemse hondenrassen. Hoe desastreus die oorlog ook is geweest, het heeft wel tot gevolg gehad dat een aantal rassen toendertijd weer in de schijnwerpers kwam te staan. Midden in de oorlog, in 1943, vond er een inventarisatie van het ras plaats en op 15 mei 1943 werd de Drentsche Patrijshond in Nederland officieel als ras erkend. Tegenwoordig is de Drentsche Patrijshond in ons eigen land al lang geen onbekende verschijning meer. Hier wordt hij niet alleen gewaardeerd om zijn jachtkwaliteiten, maar wordt hij in veel gevallen ook gehouden als een uitstekende gezinshond. Nog steeds echter kom je buiten Nederland maar heel weinig Drenten tegen, en in de Verenigde Staten staat hij zelfs vermeld op de lijst van zeldzame rassen.


    Karakter van de Drentsche Patrijshond

    KARAKTER
    De Drent is speels van aard en kan soms een tikje eigenwijs zijn (dit lijkt overigens wel een eigenschap die alle Hollandse honden eigen zijn). Het zachtaardige karakter van de Drent maakt hem tot een ideale gezinshond. Hij is lief voor kinderen en zal zelfs tegen hen in bescherming genomen moeten worden, omdat hij letterlijk over zich laat lopen. Zoals bij alle honden geldt ook voor de Drent dat het altijd belangrijk is om de omgang tussen kind en hond als ouder te coachen. Men moet het kind leren om respectvol met het dier om te gaan. Wanneer kind en hond elkaar kunnen vertrouwen, kunnen zijn enorm van elkaars aanwezigheid genieten en zullen zij echte maatjes worden die elkaar steeds opzoeken. In tegenstelling tot veel andere jachthonden is de Drent gericht op zijn baas. Dit maakt hem uitermate geschikt als gezel op verre wandeltochten. Zelfs in het bos zal hij contact met zijn baas blijven zoeken. De Drent is geen kennelhond. Hij heeft het gezelschap van zijn mensen nodig. Wanneer u hele dagen van huis bent, kunt u beter geen Drent aanschaffen. De kans is groot dat hij uit verveling dingen in huis kapot gaat knagen. Verder heeft de Drent behoorlijk wat beweging nodig. Hij moet de kans krijgen om los rond te rennen, de geurtjes buiten in zich op te nemen en zo zijn energie kwijt te kunnen. Als u hem hierin niet tekort doet, is hij in huis een heerlijke, rustige hond.

    Rasstandaard van de Drentsche Patrijshond

    Deze rasstandaard is opgesteld door de standaardcommissie van de Vereniging “De Drentsche Patrijshond”.

    Kort historisch overzicht

    Het ras ontstond vanaf de 16e eeuw uit de Spioenen (ook wel Spanjoelen genoemd), Staande honden die via Frankrijk uit Spanje afkomstig waren. In Nederland werden ze Patrijshonden genoemd. In het oosten van Nederland, vooral in Drenthe, werden deze honden raszuiver bewaard en niet als elders gemengd met buitenlandse rassen.
    Op 15 mei 1943 werd het ras officieel door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied erkend. Dit was sterk bevorderd door mevrouw M.C.S. Baronesse van Hardenbroek en de heren G.J. van Heek Jr. en P.B.V. Quartero. Het ras is verwant aan o.a. de Heidewachtel en de Epagneul Français. Op 5 juni 1948 werd de rasvereniging opgericht, de Nederlandse Vereniging “De Drentsche Patrijshond”.

    Algemene verschijning

    Een evenredig gebouwde hond, droog gespierd en scherp getekend, wiens lichaamsbouw kracht toont en het vermogen tot het ontwikkelen van de voor de jachthond nodige snelheid. Hij heeft een wigvormige snuit die iets korter is dan de lengte van de schedel en niet overhangende, tamelijk droge lippen. Hij is wat langer dan hoog, dus iets gestrekt. De vacht, hoewel op het lichaam niet bepaald lang, typeert zich - door de goed behaarde oren en de iets rijkere beharing aan hals en borst, de bevedering van voor- en achterbenen en door de rondom lang behaarde, bossige staart - als een lange beharing.

    Karaktereigenschappen

    Hij is voor de jacht op wisselend terrein de jachthond bij uitnemendheid. De hond jaagt onder het geweer. Het behoud van het contact met de jager is blijkbaar een aangeboren eigenschap. Een eigenaardigheid van veel Drenten is, dat de hond in zoekende actie de staart in de rondte draait. Dit is vooral duidelijk als hij verwaaiing krijgt van wild.
    Na het aantrekken of een arrêt, staat hij het wild muurvast en onberispelijk voor.
    Bij het staan wacht de hond tot de jager tot op korte afstand genaderd is, terwijl bij lang wachten omgekeken wordt. Hij heeft het aanpassingsvermogen dat hem voor de jacht op allerlei soort wild in het veld en voor het waterwerk geschikt doet zijn. Daarnaast is hij een goed apporteur en verlorenzoeker. Gemelde eigenschappen zijn de hond aangeboren, vandaar het eigenaardige dat hij weinig dressuur behoeft. Door de zachtheid van karakter is parforce dressuur uit den boze. De hond is trouw en intelligent en daardoor met een goede opvoeding en training, een huisgenoot van bijzondere waarde en een goede jachtmakker

    HOOFD
    Schedelpartij

    De schedel is tamelijk breed en slechts weinig gewelfd. In de middellijn loopt een nauwelijks waarneembare groep van de ondiepe stop tot halverwege de matig ontwikkelde achterhoofdsknobbel.

    STOP
    De overgang van de schedel in de snuit is, zowel van terzijde als van voren bekeken, geleidelijk: de wangen gaan vloeiend over in de snuitpartij. De wenkbrauwbogen zijn zodanig ontwikkeld dat ze goed waarneembaar zijn.

    SNUITPARTIJ
    Neus
    De neusspiegel is goed ontwikkeld en de kleur ervan is bruin. De neusgaten zijn ruim.

    SNUIT
    De snuitpartij is wigvormig en iets korter dan de schedel, stomp eindigend, terwijl zij voor het oog geen bepaalde inzinking mag vertonen. De neusrug is breed en noch hol, noch gebogen. Een zeer geringe buiging opwaarts achter de neusspiegel is geoorloofd. Ramsneus is een ernstige fout.

    LIPPEN
    De lippen zijn vrij dun en strak.

    KAKEN / GEBIT
    Het gebit is een krachtig en goed sluitend schaargebit.

    WANGEN
    De wangen zijn matig ontwikkeld.

    OGEN
    De ligging van de ogen is wijd uiteen en zodanig dat ze goed beschermd zijn; ze puilen noch uit, noch liggen ze diep. Ze zijn middelmatig groot en ovaal van vorm. De uitdrukking toont goedmoedigheid en tevens de intelligentie van de jachthonden.
    De gewenste kleur is amberkleurig, dus noch donker, noch de lichte kleur, van het roofvogeloog.
    De oogleden moeten het oog goed omsluiten.

    OREN
    Niet zwaar. Ze zijn hoog aangezet en op zodanige wijze bevestigd dat ze zonder plooi of vouw dicht langs de wangen worden gedragen. Ze zijn van zodanige lengte dat ze, naar voren gebracht, de neuspunt tot op omstreeks drie vingerbreedten benaderen. Ze zijn bij de aanzet breed en eindigen in een afgestompte punt. Het oor is aan de buitenkant van boven rijk met liefst gegolfd lang haar bezet, geen krulhaar. Onderaan is de oorbeharing korter, terwijl het oor aan de rand van de binnenkant bovenaan ook bevederd is.
    Als de aandacht van de hond getrokken wordt, draaien de oren naar voren en worden ze hoger opgetrokken. Van voren gezien vormt het oor dan een driehoek met de plooi boven het midden van de oorlap. Het oor is beweeglijk en drukt verschillende gemoedstoestanden uit.

    HALS
    De hals is krachtig, van middelmatige lengte, eerder kort dan lang, en moet een zodanige schakel tussen hoofd en lichaam vormen dat de overgangen vloeiend, dus zonder onderbreking van de belijning, plaatsvinden. Een overschrijding van de gewenste halslengte, waardoor het algemene beeld aan elegantie wint doch aan kracht inboet, is ongewenst. Wammen of keelhuid passen niet in het beeld van deze droog gespierde, scherp getekende hond en zijn dus niet gewenst.

    LICHAAM
    Bovenbelijning:
    De belijning gaat van de middelmatige lange hals vloeiend over in de rechte rug en lendenen en eindigt in een weinig hellende kroep.

    RUG
    Krachtige rug, van middelmatige lengte, niet te kort, zodat door de rug met de goed, gehoekte voor- en achterhand de lengte verkregen wordt welke tot het gestrekte beeld leidt.

    LENDENEN
    Sterk gespierd.

    KROEP
    Kruis breed en lang, een weinig hellend.

    BORST
    Diep, reikend tot aan de ellebogen en van voren gezien ruim.
    De voorste ribben mogen niet zo gebogen zijn dat de voorbenen bij het bewegen worden gehinderd. Een smalle, ondiepe borst is een ernstige fout. Lange ribbenpartij. Ook de achterste ribben dus goed ontwikkeld. Gewelfd, dus noch vlak, noch tonvormig.

    ONDERBELIJNING
    Buik weinig opgetrokken.

    STAART
    Tamelijk hoog aangezet. De staart reikt tot bijna aan de hak. Gedragen tot halverwege naar beneden en dan met een lichte boog opwaarts gekeerd.
    In actie wordt de staart gedeeltelijk gestrekt, het laatste deel met een lichte boog naar boven. Nimmer over de rug gekruld. Met uitzondering van het gedeelte bij de aanzet rijke beharing rondom, welke naar de punt van de staart in lengte afneemt.

    LEDEMATEN
    Voorhand
    Schouders en opperarm
    Schouderblad lang, schuin geplaatst en goed naar achteren liggend. Opperarm loopt schuin naar achteren zodat een goede hoek met het schouderblad wordt gevormd. Van voren en van opzij gezien moeten schouder- en opperarm het voorste deel van de borstkas goed insluiten en daarmee een goed geheel vormen.

    ELLEBOGEN
    De ellebogen goed aangesloten, dus noch van het lichaam afgedraaid, noch zodanig aangedrukt dat ze de hond in zijn beweging belemmeren.

    ONDERVOORBENEN
    Recht en goed gespierd.

    POLS (carpus)
    Sterk met goed bot.

    VOORMIDDENVOET (metacampus)
    Naar binnen noch naar buiten draaiend, licht verend.

    VOORVOETEN
    Rond tot ovaal met goed gesloten, gebogen, krachtige tenen en stevige voetzolen.

    ACHTERHAND
    Goed ontwikkeld, dus breed en diep gespierd.

    DIJ- en ONDER-ACHTERBEEN
    Het darm, dij- en schenkelbeen in goede hoekingen ten opzichte van elkaar geplaatst. De achterbenen staan van achteren gezien noch te nauw bij, noch te wijd van elkaar en ze zijn kaarsrecht: de spongen naderen elkaar dus niet en wijken evenmin van elkaar af.

    HAK
    Hak laag bij de grond. Achtermiddenvoet (metatarsus) dus kort.

    ACHTERVOETEN
    Als voorvoeten.

    GANGWERK
    Uitgrijpend, harmonisch en stuwend gangwerk, noch nauw, noch wijd gaand in de draf, zonder slingeren en uitdraaien van ellebogen of hakken, neigend naar eensporigheid.

    BEHARING
    Een dichte, het lichaam goed bedekkende, niet gekrulde beharing die niet zuiver langharig is, doch, doordat zij op verschillende plaatsen langer is, de indruk van langharigheid wekt. Aan hals en voorborst is de beharing langer: de oren zijn bezet met lange, liefst gegolfde beharing. De oren, de achterkant van de voor- en achterbenen en de broek zijn bevederd. Op de rug tot op de staart wordt een aanliggende golvende beharing op prijs gesteld. De staart is, behalve bij de aanzet, rondom rijk met lang haar bezet dat naar de punt toe in lengte afneemt. De voeten zijn tussen de tenen goed behaard.

    KLEUR
    Wit met bruine platen, met of zonder spikkels. Honden met een duidelijke schimmelkleur (mengsel van bruine en witte haren) met of zonder platen, zijn ongewenst. Minder gewenst zijn mantelhonden. De oren zijn bruin, evenals het haar rondom de ogen.

    SCHOFTHOOGTE
    Reuen : van 58 tot 63 cm.
    Teven : van 55 tot 60 cm.

    Overschrijding van de maat met een enkele centimeter is bij een evenredige bouw te aanvaarden.

    FOUTEN
    Iedere afwijking van vorenstaande punten moet als fout worden aangemerkt en de beoordeling van de ernst van de fout moet in verhouding staan tot de mate waarin de foute zich voordoet.


    N.B.: Reuen moeten twee duidelijk normale teelballen hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald.
    Gezondheid van de Drentsche Patrijshond

    Helaas zijn er veelste veel lijders aan epilepsie, al in de zestige jaren werd er al epilepsie bij de drent vastgesteld, en er is nog niet veel veranderdt, zijn er mensen die een epileptise drent hebben en daar mogelijk video en of filmopnamen van hebben gemmaakt daar willen wij graag mee in contact komen. Of misschien mensen kennen die een epileptise drent hebben.Mail dan even naar drentschepatrijshond@live.nl
    Verzorging van de Drentsche Patrijshond

    VERZORGING EN GEZONDHEID
    Hoewel de Drentsche Patrijs tamelijk lang haar heeft op diverse plaatsen van zijn lichaam, valt de verzorging heel erg mee. Eens peer week even goed doorborstelen, waarbij met name de langere gedeelten van zijn vacht even goed doorgekamd worden, is voldoende. De Drent is min of meer 'zelfreinigend'. De vacht kan na een ruige wandeling nog zo nat en vies zijn, na het opdrogen is de Drentsche Patrijshond op een wonderbaarlijke manier ineens weer schoon en stralend wit. Daardoor is baden in de meeste gevallen overbodig en alleen noodzakelijk als de hond eens lekker in een stinkend kadaver of rotte vis heeft liggen rollen.
    Licht gekleurd, rossig haar in de bruine platen duidt op oud haar wat met de hand kan worden weggeplukt. Te veel haargroei tussen de voetzolen moet worden weggeknipt, zeker in de winter om te voorkomen dat sneeuw en ijs zich in de haren vastzetten. Houd de gehoorgang goed schoon. Gebreken waarmee de Drentsche Patrijs kan kampen zijn heupdysplasie epilepsie en oogproblemen zoals PRA en cataract.



    De Drentsche patrijs hond is een robuuste hond, maar toch zijn er enkele rasspecifieke ziekten die, vooral in het verleden, voor problemen hebben gezorgd. De rasvereniging heeft rigoreuze maatregelen genomen om het bestand aan Drenten gezond te houden.Dankzij strenge foknormen is het aantal ziektegevallen ster teruggelopen.De volgend ziektes kunnen bij de Drent voorkomen:Heupdysplasie,Progressieve retina Attrofie en Epelepsie.
    Opvoeding van de Drentsche Patrijshond

    De Drentsche Patrijshond is een zachtmoedige hond maar is niet gemakkelijk op te voeden,en is zeker niet van nature gehoorzaam.Het is een hond waarbij je zeer consequent moet zijn. Hij is gevoelig voor harde woorden en behoeft zeker geen harde hand met opvoeden maar als je weer te lief voor hem bent neemt hij een loopje met je.Voor heel veel mensen is het moeilijk om een goeie balans te kunnen vinden om een drent op te voeden. De Drent is speels van aard en kan behoorlijk eigenwijs zijn. Het zachtaardige karakter van de Drent maakt hem tot een ideale gezinshond. Hij is lief voor kinderen en zal zelfs tegen hen in bescherming genomen moeten worden, omdat hij letterlijk over zich laat lopen. Zoals bij alle honden geldt ook voor de Drent dat het altijd belangrijk is om de omgang tussen kind en hond als ouder te coachen. Men moet het kind leren om respectvol met het dier om te gaan. Wanneer kind en hond elkaar kunnen vertrouwen, kunnen zijn enorm van elkaars aanwezigheid genieten en zullen zij echte maatjes worden die elkaar steeds opzoeken. In tegenstelling tot veel andere jachthonden is de Drent gericht op zijn baas. Dit maakt hem uitermate geschikt als gezel op verre wandeltochten. Zelfs in het bos zal hij contact met zijn baas blijven zoeken. De Drent is geen kennelhond. Hij heeft het gezelschap van zijn mensen nodig. Wanneer u hele dagen van huis bent, kunt u beter geen Drent aanschaffen. De kans is groot dat hij uit verveling dingen in huis kapot gaat knagen. Verder heeft de Drent behoorlijk wat beweging nodig. Hij moet de kans krijgen om los rond te rennen, de geurtjes buiten in zich op te nemen en zo zijn energie kwijt te kunnen. Als u hem hierin niet tekort doet, is hij in huis een heerlijke, rustige hond.
    Rasvereniging van de Drentsche Patrijshond

    www.drentschepatrijshond.org
    Overige informatie over de Drentsche Patrijshond

    Gedrag
    Niet alleen voldoet de Drentsche Patrijshond nog steeds uitstekend als jachthond, hij heft zich tevens ontwikkeld tot een prima gezinshond voor wat sportiever ingestelde mensen. Uiteraard is het een actieve hond die behoorlijk wat beweging nodig heeft in de vorm van lange wandelingen en lopen naast de fiets. Ook een fikse zwempartij gaat hij niet uit de weg. Een drukke hond is het echter niet en zenuwachtigheid hoort hem vooral vreemd te zijn. De Drent paart intelligentie aan een vrij zacht karakter en dat houdt in dat hij niet moeilijk te trainen is, mits men niet probeert hem met harde hand tot luisteren te bewegen. Dat is over het algemeen ook niet nodig want een afkeurend woord en een strenge blik is voor de meeste Drenten voldoende om tot inkeer te komen. Hij leert snel en is graag bereid met zijn baas te werken. Dat kan in de vorm van G&G, maar ook in de behendigheid voldoet hij goed. Daarnaast heeft apporteren zijn grote liefde. De Drentsche Patrijs is een erg aanhankelijk ras dat zich graag ophoudt in de buurt van 'zijn familie'. Hij verliest zijn baas liever niet uit het oog, wordt graag aangehaald en als de mogelijkheid zich voordoet zal hij stiekem proberen op schoot te kruipen. Als kennelhond is hij om die redenen niet echt geschikt. De Drent is een attente hond, behoorlijk waaks en slaat aan als hij denkt dat het nodig is. Over het algemeen is het een goed sociale viervoeter, die zich vriendelijk opstelt naar mensen en kinderen. Ook met honden en andere huisdieren kan hij meestal goed overweg.

    De drent is een veelzijdig hondenras doordat de drent van oorsprong op de boerderij werkte en daar allerlei klussen kreeg toebedeeld. Hij hielp bij de jacht, speelde met kinderen en fungeerde bij tijd en wijle ook nog eens als waakhond. Van nature is de drent gehoorzaam, trouw en intelligent. Dit maakt hem een huisgenoot van bijzondere waarde, zoals staat beschreven in de rassstandaard.

    De drent als huishond:De drent is een hele lieve, aanhankelijke huishond die zich sterk verbonden voelt met zijn familie.De hond is zo aanhankelijk dat hij de neiging heeft de baas of de bazin in het hele huis achterna te lopen. Sommige mensen vinden dit minder prettig. Zijn zachte karakter en vrolijkheid maken de drent ook een prima kindervriend, alhoewel kinderen wel moeten leren om met een hond om te gaan.
    De drent als erfhond:Hoewel de drent niet agresief is, zal hij wel het erf bewaken. Bezoekers worden blaffend bij de baas aangemeld. Dit vindt zijn oorsprong in de geschiedenis van het ras.Drentse boeren verkochten veel producten aan huis. Bezoekers moesten dus wel opgemerkt en bij de baas gemeld worden. De drentsche patrijshond begroette de klanten dan ook vriendelijk.
    De drent als jachthond:De drent is een allroud jachthond. Door zijn goede neus weet hij wild te vinden. Hij is zacht in de bek en zal het dus onbeschadigd naar de baas brengen. Met de jacht hebben de Drentse boeren hun karige inkomen aangevuld.Het is de combinatie van de bovenstaande eigenschappen die de drentsche patrijshond makt tot wie hij is.De werkeigenschappen kunnen niet los van elkaar gezien worden. Door de eeuwenlange ontwikkeling als werkhond heeft de hond een aangeboren wil om te gehoorzamen. Dit neemt niet weg dat een goede en consequente opvoeding van groot belang is. Door zijn karakter id de drentsche patrijshond ongeschikt voor een harde opvoeding. Wel dient de hond consequent opgevoed te worden.
    Drentsche Patrijshond pup aanschaffen

    Aanschaf:
    De drentsche patrijs hond is een jachthond waarmee je absoluut iets moet gaan doen.
    Heb je hier geen tijd voor dan kun je beter niet aan een drent beginnen.
    Het liefst gebruik een drent zijn neus en in het bos of veld zal hij deze dan ook graag gebruiken.
    Je kunt met je drent aan jachttraining gaan doen, deze zijn voor het werk na het schot, apporteren dus maar ook appel oefeningen komen aan bod.
    Je kunt ook met je hond meedoen aan veldwedstrijden, dit is dus het werk voor het schot.
    De hond moet in b.v een bietenveld de fazanten vinden en erop gaan voorstaan tot de voorjager bij hem is.
    Je kunt met je drent natuurlijk ook aan gewone gehoorzaamheidstraining gaan doen maar omdat de drent een intelligente hond is en kunstjes snel door heeft kan hem dit al snel gaan vervelen.
    Een drent is geen hond die genoegen neemt met alleen maar aanlijnwandelingen.
    Doe je dit wel dan kan je er haast vanuit gaan dat hij in huis probleemgedrag gaat ontwikkelen.
    Een drent moet minstens 1x per dag (maar liever nog 2x per dag) een uur of langer lekker los kunnen lopen zodat hij zowel lichamelijk als geestelijk zijn energie kwijt kan.
    Om hem geestelijk bezig te houden kun je dan ook tijdens de loosloopwandeling met hem bezig zijn door b.v apporten voor hem te verstoppen in het bos.
    Dit kun je natuurlijk ook in huis doen.
    Een drentsche patrijs hond is een hond die een goeie conditie kan ontwikkelen, met hem gaan hardlopen of fietsen is dan ook geen probleem als hij 1 jaar is geweest.

    De drentsche patrijs hond is een hond die enorm eigenwijs kan zijn,met de opvoeding zou je dus ook veel geduld moeten hebben.
    Verder moet je over een grote dosis humor beschikken.

    Rasbeschrijving van de Drentsche Patrijshond DrentschePatrijshond1_120x120Rasbeschrijving van de Drentsche Patrijshond DrentschePatrijshond2_120x120Rasbeschrijving van de Drentsche Patrijshond DrentschePatrijshond_120x120

      Het is nu vr 17 mei 2024, 00:26